De Hervormde gemeente Genemuiden is een gemeente die binnen het geheel van de Protestantse kerk van Nederland wil staan in de traditie van de Reformatie en weet zich van daaruit nauw verbonden met de Gereformeerde Bond. Dat betekent in de praktijk dat in de prediking, vanuit de Bijbel als norm, nauwe aansluiting wordt gezocht bij de belijdenisgeschriften als spreekregel van de kerk der Reformatie. De kerkdiensten zijn gekenmerkt door een sobere liturgie, met gebruik van de psalmen. Wat dit laatste betreft is het motief dat graag rechtstreeks uit de Schrift gezongen wordt.

Geschiedenis Nederlands Hervormde Kerk te Genemuiden.

De kerkgeschiedenis omvat een lange reeks van eeuwen. In een zeer ver verleden heeft een Utrechtse bisschop de bewoners van Genemuiden een eigen kerk gegund. Voor deze tijd was er zeker al min of meer geestelijk leven. In het prille begin van het jaar 1272 zal dat wel zeer minimaal geweest zijn, maar toen in 1275 de Bisschop een officiële kerkgemeenschap toestond, begon de plaatselijke kerkgeschiedenis vorm te krijgen.
Het is zeker, dat van toen af de gelovigen samen kwamen op de plek, waar nu de kerk en de toren staan. Hoe vaak het Godshuis door stormen, branden en krijgsgewoel verloren is gegaan of werd beschadigd is niet na te gaan. Dat het meer dan eens herbouwd is, lijdt geen twijfel.
Genemuiden lag aan de Zuiderzee en aan een druk bevaren rivier. Geen wonder dus, dat de heilige Nicolaas, als beschermheilige der zeevaarders, schutspatroon werd. De doden werden in en rond de kerk begraven. In het jaar 1484 op Sint Mathiasdag werd vastgesteld, dat men alleen aanspraak zou kunnen maken op een graf in de kerk als men bij testament de kerk een zgn. ” Olden Schilt” vermaakte. Werd binnen een jaar het graf niet van een zerk voorzien, dan verviel het graf weer aan de kerkgemeenschap.
Aangenomen mag worden, dat in het jaar 1488 een herbouwd of vergroot Godshuis in gebruik werd genomen, voorzien van een orgel en een nieuwe klokkenstoel met twee bellen, vervaardigd door klokkengieter Gerrit Wou. De kerkgemeenschap bleef groeien, zodat in 1499 naast de pastoor een priester de zielszorg verzorgde. Er was toen al sprake van een hoogaltaar en drie vicarien (neven altaren). De reformatie deed zich gelden omstreeks 1575.
In 1660 tijdens een zware storm werden kerk en toren zwaar beschadigd. Ook al eerder werd het gebouw geteisterd, maar telkens weer herrees het op dezelfde plek. In het jaar 1882 legde een grote brand de hele kerkbuurt totaal in de as. Herbouw werd overwogen, maar men besloot tot nieuwbouw. Nog dezelfde zomer kreeg architect Koch uit Kampen opdracht om een nieuwe kerk te bouwen. De toren verhuisde van de westzijde naar de oostzijde. Een houten noodgebouw werd geplaatst op de Kaai en deed dienst als kerk. In een steen boven de uitgang aan de noordzijde van de kerk staat gebeiteld dat de kerk op 6 augustus 1882 door brand is vernield en dat op 19 april 1883 de eerste steen voor de huidige kerk is gelegd door de plaatselijke predikant, ds. G. Nijhuis, met als tekst: Haggaï 2:10b:

De heerlijkheid van dit laatste huis zal groter worden, dan van het eerste, zegt de HEERE der heirscharen; en in deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE der heirscharen.

Op zondag 23 december 1883 werd het nieuwe Godshuis in gebruik genomen in een dienst geleid door ds. Nijhuis, waarin gepreekt werd naar aanleiding van Ezra 6:16:

En de kinderen Israels, de priesteren en Levieten, en de overige kinderen der gevangenis deden de inwijding van dit huis Gods met vreugde.

Nog lange tijd werd het zitplaatsenverhuur in stand gehouden. Toen besloten werd hiermede te stoppen, verdween ook de scheiding tussen de zitplaatsen van mannelijke – en vrouwelijke kerkgangers. De zee van witte mutsen in het middenschip had zijn tijd gehad. Wat ook verdween was het beroep van orgeltrapper. Dat was op 1 januari 1938. Uitbreiding van zitplaatsen vond plaats door het bouwen van een noordelijke beuk en nog weer later door het aanbrengen van twee balkons. Een aan de zuidzijde aangebouwde Gerfkamer ging bij de brand in 1882 ook verloren en werd in westelijke richting herbouwd. Deze Gerfkamer is in 1959 afgebroken en op dezelfde plaats in moderner stijl herrezen. Gerfkamer is een oude naam voor ‘sacristie’, de plaats waar men vroeger de liturgische voorwerpen bewaarde. Momenteel is hier de consistorie gevestigd, alsmede enkele zalen voor divers gebruik.
Een belangrijk onderdeel in de kerk is het monumentale orgel.
Er zijn aanwijzingen, dat er al vroeg sprake was van orgelspel, maar gegevens hierover zijn beperkt.
Bekend is wel , dat in 1484 een orgel vervangen werd. Johan ten Damme uit Appingedam vervaardigde het. Op 2 januari 1485 werd het opgeleverd.
De kosten ervan waren 60 Rijnse goudguldens.
In 1820 kreeg de kerk een nieuw instrument. De ingebruikname was op 12 november. Bouwer was A. van Gruizen uit Leeuwarden.
De capaciteit ervan werd vergroot in 1824 en wel door N.A. Lohman uit Groningen.
Het bespelen van het orgel gaf wel eens wat problemen, want orgelspelers waren niet dik gezaaid. De beloning voor het begeleiden van de zang varieerde nog wel eens. Organist Jochem van Dalfsen ontving in 1873 100 gulden per jaar. Dat was toen een aardig bedrag. De orgeltrapper moest het met minder doen.
Het zware trappen leverde hem 40 gulden in het jaar op.
Het huidige orgel is een sieraad voor de kerk.
Het werd ingewijd op Dankdag 4 november 1885. Jacob van der Mey uit Leeuwarden vervaardigde het houtsnijwerk . De beeldengipswerker Klijsen uit Zwolle bedacht het versieringselement. Het betreft een beeldengroep boven op het orgel. Het grootste beeld is pl.m. 1.80 m.
Het stelt de Drie-eenheid : Geloof, Hoop en Liefde voor.
De preekstoel werd in dezelfde stijl gebouwd als het orgel. Het houtsnijwerk in de broek van de kansel harmonieert met de vormen van de raampartij in de zuidelijke muur.
De orgelbouwer Zwier van Dijk bouwde het imposante orgel samen met zijn neef Jan Proper. Het was een ontzaggelijk karwei, maar het resultaat was naar behoren.
Het rampjaar 1882 deed veel veranderen. Op 6 augustus van dat jaar ging de kerk- buurt in vlammen op.
Toren, kerk en orgel en 24 woningen gingen verloren.
De architecten W. en F. Koch kregen opdracht voor de nieuwbouw.
Op 20 december 1882 werd het werk aanbesteed en gegund aan de aannemers F. Schipper, Helmich Heutink en Sander Jans Heutink.
De kosten ervan waren voor die tijd aanvaardbaar. Voor het bedrag van f.49.847.—kreeg de Hervormde Gemeente een nieuw Godshuis. In dat bedrag zat ook de nieuwbouw van de toren .
De tijd vergleed en er veranderde veel, maar de kerk aan het Kerkplein in Genemuiden is een biddend element in de samenleving, waar vanuit het gebed opstijgt:

O God, Die droeg ons voorgeslacht
in nacht en stormgedruis
bewijs ook ons Uw trouw en macht
wees eeuwig ons tehuis.